De ruïnes van het gastenverblijf behoren tot de best bewaarde van de abdij. Dit monumentale gebouw, opgetrokken aan het einde van de 13e eeuw, was bijna 40 meter lang en 12 meter breed en bood plaats aan honderd gasten, armen en pelgrims. De refterzaal had kruisgewelven die ondersteund werden door zuilen, en daarboven bevond zich een comfortabele slaapzaal. De grote open haard werd gebruikt om de gasten te verwarmen en het eten te bereiden in de keuken van het gastenverblijf.
In de 16e eeuw werd het gebouw omgevormd tot brouwerij. Bier bekwam men door fermentatie van gerstekorrels die op de bovenverdieping waren opgeslagen.